Dirk de Herder werd in 1914 geboren in Rotterdam en groeide op in een artistiek milieu, zijn vader Alle de Herder was musicus. De Herder werd aanvankelijk schilder, maar ontdekte al snel dat hij in de fotografie zijn passies kwijt kon: kijken én componeren. Met Brassaï, werkend vanuit Parijs, onderhield De Herder persoonlijk contact, terwijl hij in Nederland aansluiting vond bij Henri Berssenbrugge. Daarnaast verkeerde hij veel in kringen van kunstschilders; hij was enige tijd fotograaf van de Cobra-beweging, waardoor hij Karel Appel en Corneille goed leerde kennen. Zijn werk bracht hem ook bij de VARA, waar hij van 1954 tot 1964 honderden artiesten portretteerde, waaronder de familie Doorsnee, Pipo de Clown, Dorus (Tom Manders) en pianist Arthur Rubinstein. In de ‘fotografische dromen’ van De Herder speelt licht een voorname rol. Zijn onderwerpen vond hij vaak dicht bij huis: bloemen, mensen, straten en stranden. Ze figureren in zijn mooiste foto’s: van een open venster met vitrage, genomen met tegenlicht, en van glimmende straten na een nachtelijke regenbui. Het zijn niet voor niets kunstzinnige fotografen zoals Brassaï, André Kertész en Man Ray die zijn voorbeelden waren. Bij de tentoonstelling is het boek "Ga nooit op reis zonder een koffer met dromen" van Dirk de Herder te koop; uitgave Thomas Rap, 1993. (€ 18,50). Ook De Herders autobiografie Flashback is nog verkrijgbaar; uitgave Walburg Pers, 2001 (€ 16,50).