Michael Ackerman (Tel Aviv, 1967) brak eind jaren ‘90 internationaal door met zijn ongepolijste foto’s van het vuige stadsleven in New York, Katowice en Napels. Hij hanteert zijn klein-beeldcamera op een vluchtige manier, alsof deze een filmcamera is die alsmaar doordraait. Door beweging en onscherpte (vaak later in de doka tot stand gebracht) bezitten Ackermans foto’s een verontrustende expressie die beantwoordt aan het vaak treurige leven van de grote stad. In Den Haag wordt een groot fototableau uit 2003 getoond, bestaande uit 42 portretten van eenzame, vertwijfelde mannen die hij aantrof tijdens zijn zwerftochten door diverse steden. Ackerman heeft zijn onderwerpen heimelijk en van dichtbij gefotografeerd: zittend aan de bar en vanuit de heup. Van Dirk Braeckman (Gent, 1958) wordt werk getoond uit de jaren ‘80, die dit jaar werden verworven door het Gemeentemuseum Den Haag. Braeckmans oeuvre ontwikkelt zich op een consistente manier; zijn vroege portretten van naakte mensen in onbestemde interieurs sluiten goed aan bij zijn huidige foto’s van door mensen verlaten ruimtes. De hardheid van Braeckmans foto’s – modellen in onvoordelige poses en weerkaatsende flits – wordt door zijn doka-techniek geëlimineerd: hij maakt ze fluweelzacht door ze mat en in vele schakeringen grijs af te drukken. Hierdoor krijgen de foto’s iets delicaats, maar blijven ze onbeweeglijk en vol enigma. De Rotterdamse fotograaf Awoiska van der Molen (Groningen, 1972) studeerde in 2003 af aan de St. Joost Academie in Breda en maakt indruk met haar serene zwart-wit portretten van zorgvuldig geselecteerde, anonieme personen die een natuurlijke rust bezitten en deze ook uitstralen. Van der Molen zoekt in haar onderwerpen stilte en disactualiteit. Door de keuze van modellen, mise-en-scène, natuurlijke belichting en het bewerkstelligen van een ‘droge’ tonaliteit in haar afdrukken, is zij erin geslaagd een portrettenserie te maken die een uitdagende tijdloosheid suggereert.